Vereniging Deltametropool lanceert vandaag de interactieve website | NederlandvanMorgen.nl |. Dit ter afsluiting van het Jaar van de Ruimte. Op deze website is de oogst van het afgelopen jaar te vinden, van aanloop tot en met Manifest2040. Ook op de | slotmanifestatie | van het Jaar van de Ruimte is vandaag aandacht voor de lancering.
Wat vindt u op NederlandVanMorgen.nl?
Hoe dachten we 25 jaar geleden over de inrichting van onze leefomgeving; wat is daarvan terecht gekomen en hoe werken we aan het Nederland van morgen? De interactieve website neemt u in diverse hoofdstukken mee van het Nederland van Toen, naar het Nederland van Morgen.
Vijf hoofdstukken
De website is opgebouwd uit de hoofdstukken Wij Maken Nederland, Nederland van Toen, Nederland van Nu, Manifest2040 en Nederland van Morgen. Ga op ontdekking, duik in de diverse hoofdstukken en laat je meevoeren door het verhaal van het Jaar van de Ruimte. Wie maakt Nederland? Wij maken Nederland!
Het openingsverhaal
Uw ontdekkingsreis start met het verhaal van de Nederlandse ruimtelijke ordening, het Jaar van de Ruimte, het Manifest en Nederland van Morgen. Dit verhaal is gemaakt en voorgedragen door dichter | Lennart Pieters |, en voorzien van een animatie door | Olivier Otten | en | Daphne Heemskerk |. In dit verhaal kunt u doorklikken naar de informatie die eronder staat, zoals een bloemlezing van de Nederlandse planning, het Manifest2040, de VINO en VINEX, en andere publicaties gelieerd aan het Jaar van de Ruimte.
Naast informatieve teksten is er ook ruimte voor de gedichten van Tim Pardijs, videomateriaal en de fotoseries van Theo Baart en Yorit Kluitman.
Lennart Pieters
dinsdag 15 december 2015
woensdag 18 maart 2015
Redesign me
I got stuck although I thought I had found a steady rhythm
that would perpetuate as if it was a sort of organism.
I must be out of shape.
I reached the borders of the page and instead of keep on growing
I pressed against the rigid frames of my comfort zone.
I need to be fixed
And I don’t mean stagnant or in any sort of solid state.
My Lego bricks should rearrange to something that will work.
But not just for me.
My solitary path across this empty space is linear
I look aside to see that you are moving perpendicular
Draw yourself towards me, I need connectivity.
Will you please reconstruct? Let’s redesign me.
For it is you who should take the front row seat.
We take the same breath, tap from the same source.
We share our energy. Don’t waste it.
They divided our labour, but we are no devices
We are one organism, so shift my paradigms
and broaden my perspective, re-organize me.
Can someone please pick me up and redesign me
Gedicht ter afsluiting van het Symposium 'Redesiging business'
In opdracht van de Willem De Koonining Academie.
Klik hier voor een video van de voordracht.
that would perpetuate as if it was a sort of organism.
I must be out of shape.
I reached the borders of the page and instead of keep on growing
I pressed against the rigid frames of my comfort zone.
I need to be fixed
And I don’t mean stagnant or in any sort of solid state.
My Lego bricks should rearrange to something that will work.
But not just for me.
My solitary path across this empty space is linear
I look aside to see that you are moving perpendicular
Draw yourself towards me, I need connectivity.
Will you please reconstruct? Let’s redesign me.
For it is you who should take the front row seat.
We take the same breath, tap from the same source.
We share our energy. Don’t waste it.
They divided our labour, but we are no devices
We are one organism, so shift my paradigms
and broaden my perspective, re-organize me.
Can someone please pick me up and redesign me
Gedicht ter afsluiting van het Symposium 'Redesiging business'
In opdracht van de Willem De Koonining Academie.
Klik hier voor een video van de voordracht.
De verhalenmachine
Een dubbelportret voor het project 'You win some you lose some'.
"Lennart is een jonge ambitieuze Rotterdammer. Hij sport fanatiek, schrijft gedichten, korte verhalen en organiseert van alles met woord en muziek in de stad. Lennart deelt zijn poëzie het liefst door zelf voor te dragen. Hij startte ooit met voordragen op straat in Australië, in een hem onbekend land voor een onbekend publiek. En hij zoekt nog steeds naar die momenten, waar je jezelf confronteert, leert en ontwikkelt..
Jan is aan een nieuw leven begonnen. Hij heeft altijd een schrijfblok bij zich en springt van zijn fiets om elk nieuw idee dat in hem op komt op te schrijven. Zijn teksten zijn zelf- en maatschappijkritisch. Het schrijven helpt Jan om een streep onder zijn verleden te zetten. Het liefst zou hij nog meer met zijn nieuw gevonden passie gaan doen…
Jan en Lennart wisselden tekst en ervaring uit, droegen eigen verhalen aan elkaar voor. Juist omdat het zo moeilijk is om je echt in een ander te verplaatsen, stapten ze letterlijk in elkaars huis, schoenen en woorden."
Bekijk de voordrachten op de site van Rotterdams Geluk
"Lennart is een jonge ambitieuze Rotterdammer. Hij sport fanatiek, schrijft gedichten, korte verhalen en organiseert van alles met woord en muziek in de stad. Lennart deelt zijn poëzie het liefst door zelf voor te dragen. Hij startte ooit met voordragen op straat in Australië, in een hem onbekend land voor een onbekend publiek. En hij zoekt nog steeds naar die momenten, waar je jezelf confronteert, leert en ontwikkelt..
Jan is aan een nieuw leven begonnen. Hij heeft altijd een schrijfblok bij zich en springt van zijn fiets om elk nieuw idee dat in hem op komt op te schrijven. Zijn teksten zijn zelf- en maatschappijkritisch. Het schrijven helpt Jan om een streep onder zijn verleden te zetten. Het liefst zou hij nog meer met zijn nieuw gevonden passie gaan doen…
Jan en Lennart wisselden tekst en ervaring uit, droegen eigen verhalen aan elkaar voor. Juist omdat het zo moeilijk is om je echt in een ander te verplaatsen, stapten ze letterlijk in elkaars huis, schoenen en woorden."
Bekijk de voordrachten op de site van Rotterdams Geluk
woensdag 14 mei 2014
De grens
Noem mij een steen, ik ben een van de vele.
Klein als de volgende, samen een muur.
Noem mij een steen, je zult mij niet breken.
Geblakerd maar hard kom ik uit het vuur.
Hier ligt de grens tussen wat je al nam
en van mij nog moest nemen, dit is mijn thuis.
Hier hield ik stand, stond ik schouder aan schouder.
Hier riep ik halt. Nee, ik schreeuwde het uit.
Toen het viel uit de wolken, zich boorde door daken
in schokgolven straten door rolde en suisde.
Noem mij een stad, neem mijn klei in je knuisten
Kneed met je vuisten bruggen en lanen.
Noem mij een stad en werp me omver,
ik voeg mij weer samen en stapel de dagen.
(in opdracht voor herdenking bombardement 14 mei, Rotterdam)
Klein als de volgende, samen een muur.
Noem mij een steen, je zult mij niet breken.
Geblakerd maar hard kom ik uit het vuur.
Hier ligt de grens tussen wat je al nam
en van mij nog moest nemen, dit is mijn thuis.
Hier hield ik stand, stond ik schouder aan schouder.
Hier riep ik halt. Nee, ik schreeuwde het uit.
Toen het viel uit de wolken, zich boorde door daken
in schokgolven straten door rolde en suisde.
Noem mij een stad, neem mijn klei in je knuisten
Kneed met je vuisten bruggen en lanen.
Noem mij een stad en werp me omver,
ik voeg mij weer samen en stapel de dagen.
(in opdracht voor herdenking bombardement 14 mei, Rotterdam)
zondag 4 mei 2014
Nog steeds
Ik weet niet of het een rijstveld was,
een kamp, het strand of elders
waar jij in de stilte trad.
Noch de kleur van je stem
of wie die je ontnam.
En of, toen je daar binnenkwam
je blauwe of bruine ogen sloot.
Was jij alleen die dag
en dacht je, dat er een volgende zou komen
van terugzien en omhelzingen?
Dat de storm misschien voorbij zou
trekken aan jou.
Kon jij zien wie de stilte bracht?
Of het een kolf, een knop
of een kraan was
waarop de kwade hand lag,
die je lippen deed samenknijpen,
je ogen, groen of grijs.
Ongeacht.
Wij slaan nog steeds de onze neer.
Leggen onszelf telkens weer
een zwijgen op waarin wij
samenkomen bij jou.
(in opdracht voor de dodenherdenking van 4 mei 2014 Rotterdam)
een kamp, het strand of elders
waar jij in de stilte trad.
Noch de kleur van je stem
of wie die je ontnam.
En of, toen je daar binnenkwam
je blauwe of bruine ogen sloot.
Was jij alleen die dag
en dacht je, dat er een volgende zou komen
van terugzien en omhelzingen?
Dat de storm misschien voorbij zou
trekken aan jou.
Kon jij zien wie de stilte bracht?
Of het een kolf, een knop
of een kraan was
waarop de kwade hand lag,
die je lippen deed samenknijpen,
je ogen, groen of grijs.
Ongeacht.
Wij slaan nog steeds de onze neer.
Leggen onszelf telkens weer
een zwijgen op waarin wij
samenkomen bij jou.
(in opdracht voor de dodenherdenking van 4 mei 2014 Rotterdam)
donderdag 13 maart 2014
Reiskriebels
Verliefd word ik enkel en passant.
Iets met schoonheid in beweging.
Lange benen banen zich over het perron.
Zij strekt zich tot een ypsilon
en heet een vreemde warm welkom.
Ik wacht en werp blikken,
een frietje naar een duif.
Een sprinter stopt en ik sta op.
Terwijl ik door de massa schuif
verlies ik honderdmaal mijn hart.
Eerst een blonde, dan brunette.
Dan een hippe, dan een nette,
maar alle ogen wenden af.
Hakken tikken door de hal
en rollen van de trap.
De deuren sluiten tussen ons.
Ik zit ineengedoken vloekend
in de hoek van de wagon.
Doorgaans word ik nooit verliefd
maar wel op het station.
(vrij werk)
Iets met schoonheid in beweging.
Lange benen banen zich over het perron.
Zij strekt zich tot een ypsilon
en heet een vreemde warm welkom.
Ik wacht en werp blikken,
een frietje naar een duif.
Een sprinter stopt en ik sta op.
Terwijl ik door de massa schuif
verlies ik honderdmaal mijn hart.
Eerst een blonde, dan brunette.
Dan een hippe, dan een nette,
maar alle ogen wenden af.
Hakken tikken door de hal
en rollen van de trap.
De deuren sluiten tussen ons.
Ik zit ineengedoken vloekend
in de hoek van de wagon.
Doorgaans word ik nooit verliefd
maar wel op het station.
(vrij werk)
donderdag 23 januari 2014
Spikkels
Kunnen we samenzweren?
Kruip terug in mijn pluistrui
Duik over me heen
als de bundels in je vlecht
Kabel naar me toe
Jij doet daveren
De bank, ’t frame
de vloer, mijn wereld als wij
Meisje met spikkels
Ik zie je bij de vuurkorf
Op ’t dak in Oost waar toen
Dan vraag je om mijn aansteker
En begint alles opnieuw
Ik geef je spullen terug
Keer deze doos om
Je mag ’t stuk voor stuk weer
bij me laten slingeren
Zolang we samenzweren
Ik je om mag keren
Spikkeltjes verbinden
Enkel om te zien
waar we deze keer belanden
(vrij werk)
Kruip terug in mijn pluistrui
Duik over me heen
als de bundels in je vlecht
Kabel naar me toe
Jij doet daveren
De bank, ’t frame
de vloer, mijn wereld als wij
Meisje met spikkels
Ik zie je bij de vuurkorf
Op ’t dak in Oost waar toen
Dan vraag je om mijn aansteker
En begint alles opnieuw
Ik geef je spullen terug
Keer deze doos om
Je mag ’t stuk voor stuk weer
bij me laten slingeren
Zolang we samenzweren
Ik je om mag keren
Spikkeltjes verbinden
Enkel om te zien
waar we deze keer belanden
(vrij werk)
zondag 12 mei 2013
De belofte
Stad die sterkt,
stil getuigend onze strijd
Als ik open, sluit je net.
Verre van dichtbij.
Zing voor soelaas de belofte,
vind een maas, wring een bocht.
Hou me vast. Laat me vrij.
Hou me vast. Laat me vrij
Zulke dagen dacht ik nooit te hoeven kennen…
jullie het missen van grip, begrepen worden,
behoren, bekoren en bekoord woorden
schieten zelden raak…mij in mijn kern.
Je draagt de stilte als een pantser.
Niets vermoeiender dan twijfel.
Is de tijd rijp voor een ontluiken van de geest?
Een ontluiken van ons twee.
We dromen knikkend in de nacht,
maar de dag schudt nee. Elke dag schudt nee.
Stad die sterkt,
stil getuigend onze strijd.
Als ik open, sluit je net.
Verre van dichtbij.
Zing voor soelaas de belofte,
vind een maas, wring een bocht.
Hou me vast. Laat me vrij.
Hou me vast. Laat me vrij.
Een nieuwe morgen recht zijn rug.
Een nieuwe zorg recht zijn rug.
Deze stad recht zijn rug.
Ik zoek je hand, wees mijn brug.
Laat ons afwerpen, deze schroom.
Werp ons over deze stroom.
Ik zal je moed influisteren,
inspreken, toeschreeuwen.
Ik zal mijn moed met je delen.
Samen, want het komt nabij.
Samen, worden wij bevrijd.
Van de grond af bouwen, wij
houden elkaar vast.
Samen uitzien naar de dag.
Wij tellen samen af.
Stad die sterkt,
stil getuigend onze strijd.
Als ik open, sluit je net.
Verre van dichtbij.
Zing voor soelaas de belofte,
vind een maas, wring een bocht.
Hou me vast. Laat me vrij.
Hou me vast. Laat me vrij.
Klokken tikken, knokkels kloppen.
Tellen glijden, kleine stappen,
sprongen dichterbij de bevrijding.
Ik draag mijn stem als een wapen.
Leg aan, leg bij, leg toe.
Maar leg niet langer af.
Dit is onze belofte
voor een nieuwe dag.
(In opdracht van Hayo Boerema & De Doelen, uitgevoerd op Driekorendag 2013 in de Laurenskerk)
stil getuigend onze strijd
Als ik open, sluit je net.
Verre van dichtbij.
Zing voor soelaas de belofte,
vind een maas, wring een bocht.
Hou me vast. Laat me vrij.
Hou me vast. Laat me vrij
Zulke dagen dacht ik nooit te hoeven kennen…
jullie het missen van grip, begrepen worden,
behoren, bekoren en bekoord woorden
schieten zelden raak…mij in mijn kern.
Je draagt de stilte als een pantser.
Niets vermoeiender dan twijfel.
Is de tijd rijp voor een ontluiken van de geest?
Een ontluiken van ons twee.
We dromen knikkend in de nacht,
maar de dag schudt nee. Elke dag schudt nee.
Stad die sterkt,
stil getuigend onze strijd.
Als ik open, sluit je net.
Verre van dichtbij.
Zing voor soelaas de belofte,
vind een maas, wring een bocht.
Hou me vast. Laat me vrij.
Hou me vast. Laat me vrij.
Een nieuwe morgen recht zijn rug.
Een nieuwe zorg recht zijn rug.
Deze stad recht zijn rug.
Ik zoek je hand, wees mijn brug.
Laat ons afwerpen, deze schroom.
Werp ons over deze stroom.
Ik zal je moed influisteren,
inspreken, toeschreeuwen.
Ik zal mijn moed met je delen.
Samen, want het komt nabij.
Samen, worden wij bevrijd.
Van de grond af bouwen, wij
houden elkaar vast.
Samen uitzien naar de dag.
Wij tellen samen af.
Stad die sterkt,
stil getuigend onze strijd.
Als ik open, sluit je net.
Verre van dichtbij.
Zing voor soelaas de belofte,
vind een maas, wring een bocht.
Hou me vast. Laat me vrij.
Hou me vast. Laat me vrij.
Klokken tikken, knokkels kloppen.
Tellen glijden, kleine stappen,
sprongen dichterbij de bevrijding.
Ik draag mijn stem als een wapen.
Leg aan, leg bij, leg toe.
Maar leg niet langer af.
Dit is onze belofte
voor een nieuwe dag.
(In opdracht van Hayo Boerema & De Doelen, uitgevoerd op Driekorendag 2013 in de Laurenskerk)
Noem iets dat geen golf is
Noem iets dat geen golf is
en haal het uit elkaar
Zie dat ze toch een kop en schouders heeft
Zachtjes trilt
Zoek de bank af naar een omslagpunt
Om door te rollen
Om je strekdam heen te krullen
Tot ik aan je lippen sta
Noem iets dat geen golf is
Volg het met je vingertoppen
en ontwaar een deining
Ik breek het kalme oppervlak
en stuur een rimpeling op reis
die bij jou over de kade slaat
(Vrij werk)
en haal het uit elkaar
Zie dat ze toch een kop en schouders heeft
Zachtjes trilt
Zoek de bank af naar een omslagpunt
Om door te rollen
Om je strekdam heen te krullen
Tot ik aan je lippen sta
Noem iets dat geen golf is
Volg het met je vingertoppen
en ontwaar een deining
Ik breek het kalme oppervlak
en stuur een rimpeling op reis
die bij jou over de kade slaat
(Vrij werk)
Geduldige reus
Trots wezen!
Geduldige reus!
Jij bent een long.
Jouw stam een bastige bronchie.
Jouw bladeren blaasjes.
Laten we samen ademen.
Immer opwaarts,
licht en lucht veroverend,
kronkel je de jaren door.
Werp je schaduwen en vrucht.
Leer mij lessen over buigen,
loslaten en opnieuw te beginnen.
Geef mij jou geheimen prijs.
Over hoe te aarden en te groeien.
Boom je zou me blijven boeien.
Als jij eens kon vertellen hoe je
standvastig simpelweg kan zijn.
Was ik maar zo evident.
Zo zonneklaar als jij.
(Vrij werk)
Geduldige reus!
Jij bent een long.
Jouw stam een bastige bronchie.
Jouw bladeren blaasjes.
Laten we samen ademen.
Immer opwaarts,
licht en lucht veroverend,
kronkel je de jaren door.
Werp je schaduwen en vrucht.
Leer mij lessen over buigen,
loslaten en opnieuw te beginnen.
Geef mij jou geheimen prijs.
Over hoe te aarden en te groeien.
Boom je zou me blijven boeien.
Als jij eens kon vertellen hoe je
standvastig simpelweg kan zijn.
Was ik maar zo evident.
Zo zonneklaar als jij.
(Vrij werk)
Wiegelied
Dit is waar mensen komen om te doven.
Oma zingt een wiegelied dat mijn vader niet kent.
Uit een verleden waarvan niemand iets kwijt wil of kan.
Ze was godvrezend.
Hield mijn vaders haren kort, haar plooirokken lang.
Dienstbaarheid in stilte, motto van een burger
uit de tweede rang.
Ze heeft een foto van mijn opa.
Met zonnebril op, grote zwarte glazen.
Een geschenk van de Chinese handelaren.
En een van een groot wit kruis, het graf van zijn vader.
Op het ereveld in Bandung.
Iets met sabotage.
Het woord moed is nooit gevallen,
het woord kamp evenmin.
Noch de naam van de baboe
Die in dienst wilde blijven
Toen ze alles verloren hadden.
Ik stel me voor hoe mijn vader
voor hun huis staande, haar gedag zwaaide.
In een ivoorwitte katoenen bloes.
Van geen kwaad bewust.
Oma zingt een wiegelied
Voor haar eigen slapen gaan.
Ik zou willen dat ik haar ken.
Haar verhalen die de mijne zijn.
En straks ook van mijn kinderen
Al dat wie en waarvandaan
en dat ik bij hun slapengaan
Dit wiegelied kan zingen.
Maar zij laat zich
Niet meer begrijpen
Niet meer bevragen
Terwijl wij ons voorbereiden
op het grote loslaten.
(vrij werk)
Oma zingt een wiegelied dat mijn vader niet kent.
Uit een verleden waarvan niemand iets kwijt wil of kan.
Ze was godvrezend.
Hield mijn vaders haren kort, haar plooirokken lang.
Dienstbaarheid in stilte, motto van een burger
uit de tweede rang.
Ze heeft een foto van mijn opa.
Met zonnebril op, grote zwarte glazen.
Een geschenk van de Chinese handelaren.
En een van een groot wit kruis, het graf van zijn vader.
Op het ereveld in Bandung.
Iets met sabotage.
Het woord moed is nooit gevallen,
het woord kamp evenmin.
Noch de naam van de baboe
Die in dienst wilde blijven
Toen ze alles verloren hadden.
Ik stel me voor hoe mijn vader
voor hun huis staande, haar gedag zwaaide.
In een ivoorwitte katoenen bloes.
Van geen kwaad bewust.
Oma zingt een wiegelied
Voor haar eigen slapen gaan.
Ik zou willen dat ik haar ken.
Haar verhalen die de mijne zijn.
En straks ook van mijn kinderen
Al dat wie en waarvandaan
en dat ik bij hun slapengaan
Dit wiegelied kan zingen.
Maar zij laat zich
Niet meer begrijpen
Niet meer bevragen
Terwijl wij ons voorbereiden
op het grote loslaten.
(vrij werk)
Verstilling
Het knarst, bonkt en kraakt,
slaakt een zucht
onder al mijn denkstappen.
Adem in.
Geen tikkeltje tao, geen vleugje zen.
Maar met een zee aan goede bedoelingen
poog ik jou in klank te vatten,
maar ik zwijg in symfonie.
Adem uit.
Languit liggend op de bank,
hangend onderaan een lange strengel DNA
die in een paar miljoen jaar
zich naar mij toe heeft gewenteld.
Adem in.
Ik vul mijn longen met nu.
Wortel van wat zal.
Breuk met wat was.
Ik meen jou te horen
draaien om je as
in een diepe
monotone vreedzame bas.
Adem uit.
(vrij werk)
slaakt een zucht
onder al mijn denkstappen.
Adem in.
Geen tikkeltje tao, geen vleugje zen.
Maar met een zee aan goede bedoelingen
poog ik jou in klank te vatten,
maar ik zwijg in symfonie.
Adem uit.
Languit liggend op de bank,
hangend onderaan een lange strengel DNA
die in een paar miljoen jaar
zich naar mij toe heeft gewenteld.
Adem in.
Ik vul mijn longen met nu.
Wortel van wat zal.
Breuk met wat was.
Ik meen jou te horen
draaien om je as
in een diepe
monotone vreedzame bas.
Adem uit.
(vrij werk)
Luchtschepen & boomkastelen
Ik ken een jongen, die werelden maakte.
Luchtschepen en boomkastelen.
Die plots ontstonden als hij er om vroeg
Zodat hij er in kon gaan spelen.
Soms op jungle avontuur.
Of op ruimtereis als astronaut.
Kapitein van een onderzeeër,
ontdekker van een stad van goud
Het was geen magie en ook gek was hij niet.
Maar een dromer zoals je ze zelden nog ziet.
Toch, zo blij als hij was in die wereld van hem,
was hij daar soms ook een beetje alleen.
Want een beleving is pas dubbel zo mooi,
als het gedeeld wordt met iedereen.
Dus hij pakte zijn pen en hij schreef en hij schreef
Hij schreef in zijn bed en zelfs in de klas
Hij schreef en hij schreef en hij schreef maar door
totdat er geen blaadje meer over was.
Zijn familie en vrienden vonden het mooi .
Gaven applaus en zeiden het voort.
Al snel was de hele straat zijn publiek.
En de mensen die spraken: zeg heb je gehoord…?
Iedereen kwam en iedereen luisterde.
Naar de jongen die met woorden kon spelen.
En iedereen klom, als hij begon
in zijn luchtschepen en boomkastelen.
Fijn dat hij het vond, nu hij het kon delen,
en hij voelde zich soms zelfs een beetje beroemd.
Hij was een dromer en doet dat nog steeds.
maar hij wordt door de mensen ‘een dichter’ genoemd.
(vrij werk, voor tekstanalyse met groep 8)
Luchtschepen en boomkastelen.
Die plots ontstonden als hij er om vroeg
Zodat hij er in kon gaan spelen.
Soms op jungle avontuur.
Of op ruimtereis als astronaut.
Kapitein van een onderzeeër,
ontdekker van een stad van goud
Het was geen magie en ook gek was hij niet.
Maar een dromer zoals je ze zelden nog ziet.
Toch, zo blij als hij was in die wereld van hem,
was hij daar soms ook een beetje alleen.
Want een beleving is pas dubbel zo mooi,
als het gedeeld wordt met iedereen.
Dus hij pakte zijn pen en hij schreef en hij schreef
Hij schreef in zijn bed en zelfs in de klas
Hij schreef en hij schreef en hij schreef maar door
totdat er geen blaadje meer over was.
Zijn familie en vrienden vonden het mooi .
Gaven applaus en zeiden het voort.
Al snel was de hele straat zijn publiek.
En de mensen die spraken: zeg heb je gehoord…?
Iedereen kwam en iedereen luisterde.
Naar de jongen die met woorden kon spelen.
En iedereen klom, als hij begon
in zijn luchtschepen en boomkastelen.
Fijn dat hij het vond, nu hij het kon delen,
en hij voelde zich soms zelfs een beetje beroemd.
Hij was een dromer en doet dat nog steeds.
maar hij wordt door de mensen ‘een dichter’ genoemd.
(vrij werk, voor tekstanalyse met groep 8)
Gaan als ze staan
Haar roepen is een ruisen,
een signaal dat frequent door mijn golflengte rimpelt.
Tijdens het koken of vlak voor het slapen
beweegt er vanuit de hoek van mijn kamer
een muur van water naar mij toe.
Alsof iemand wappert met een tapijt
gemaakt van vloeibaar glas.
Ik hap mijn longen vol voordat
de golf op mijn hoofd breekt.
Ik tuimel door het duister.
Zoek mijn weg naar boven.
Haar roepen is een ruisen.
Gehoor zal ik geven,
Stil zitten zou enkel een zwijgen naar het zelf zijn.
Een blik op de voorspelling en bevestiging is daar.
Wetsuit, tas, plank, alles is klaar.
Wekker gezet op half 7.
Gaan als ze staan, ze komen er aan!
Ze komen er aan en gehoor zal ik geven.
(vrij werk)
een signaal dat frequent door mijn golflengte rimpelt.
Tijdens het koken of vlak voor het slapen
beweegt er vanuit de hoek van mijn kamer
een muur van water naar mij toe.
Alsof iemand wappert met een tapijt
gemaakt van vloeibaar glas.
Ik hap mijn longen vol voordat
de golf op mijn hoofd breekt.
Ik tuimel door het duister.
Zoek mijn weg naar boven.
Haar roepen is een ruisen.
Gehoor zal ik geven,
Stil zitten zou enkel een zwijgen naar het zelf zijn.
Een blik op de voorspelling en bevestiging is daar.
Wetsuit, tas, plank, alles is klaar.
Wekker gezet op half 7.
Gaan als ze staan, ze komen er aan!
Ze komen er aan en gehoor zal ik geven.
(vrij werk)
Qua Patet Orbis (Zo wijd de wereld strekt)
Rondom de klokkentoren die staan bleef als een holle kies,
werd Rotterdam verzwolgen, spuwden ramen zwarte wolken.
De vlammen likten haar stenen omdat de stad niet boog,
schoon van al haar pracht, maar lang niet van haar hoop.
Rondom de klokkentoren, verstomd door het verlies,
blies het koper noten in saluut voor wie het leven liet.
Waarna een stilte neerdaalde op de grote lege vlakte,
langs de muren van de Laurenskerk en de gedempte grachten.
Rondom de klokkentoren klonk wederom geschetter.
Geen sloophamer of kraan, maar vrijheidszang en jazztrompetten.
Werd de moed verzameld om in een kwart eeuw op te stomen
tot dezelfde trots en vaart die in een kwart uur werd ontnomen.
Rondom de klokkentoren lacht nu de stad met glimmend glas
en her en der een grove kies die ons herinnert hoe het was.
Voor vrede en verzoening klinkt hier nog wekelijks ’t gebed,
voor zo wijd de wereld rondom de klokkentoren strekt.
(In opdracht van Gedachtenisbijeenkomst Rotterdam bombardement 14 mei)
werd Rotterdam verzwolgen, spuwden ramen zwarte wolken.
De vlammen likten haar stenen omdat de stad niet boog,
schoon van al haar pracht, maar lang niet van haar hoop.
Rondom de klokkentoren, verstomd door het verlies,
blies het koper noten in saluut voor wie het leven liet.
Waarna een stilte neerdaalde op de grote lege vlakte,
langs de muren van de Laurenskerk en de gedempte grachten.
Rondom de klokkentoren klonk wederom geschetter.
Geen sloophamer of kraan, maar vrijheidszang en jazztrompetten.
Werd de moed verzameld om in een kwart eeuw op te stomen
tot dezelfde trots en vaart die in een kwart uur werd ontnomen.
Rondom de klokkentoren lacht nu de stad met glimmend glas
en her en der een grove kies die ons herinnert hoe het was.
Voor vrede en verzoening klinkt hier nog wekelijks ’t gebed,
voor zo wijd de wereld rondom de klokkentoren strekt.
(In opdracht van Gedachtenisbijeenkomst Rotterdam bombardement 14 mei)
Nacht
De zon gaat onder.
Etalages sluiten hun stalen oogleden.
In de bazaar alle verse waar voor weinig.
De forenzen slaan hun slag en keren huiswaarts.
Jongeren bevolken de pleinen.
Waarvan weinig terecht geheel zonder vrees
De weg vragen naar geheime feesten.
En daar in de kelder in een donkere hoek,
Kust een man met een man.
Het is 9 uur s’avonds in Teheran.
Een boeggolf rimpelt zich naar de maaskade.
Klim je achterop mijn bagagedrager?
Roept een student naar een knappe hardloopster.
Ik heb pep en sos slist een dealer geniepig
Spreek me aan met Piet als je besluit te kopen.
In een wietkelder in West knipt een man gram na gram.
Het is 11 uur s’avonds in Rotterdam
Hi honey, it’s me. I’m just calling to say
I’ve been working late.
I’m sorry but we could use the money.
De vader van twee in driedelig pak
Legt zijn jas en geweten in de kofferbak.
Hij rijdt naar de Southside en laat zich versieren.
Trekt een paar Benjamins, laat zich plezieren.
Zij wil hem steunen, ze denkt hem te kennen.
Het is 1 uur s’nachts in Troy, Alabama.
De vlammen van de Poi zweven cirkels op de stranden
Vierliter pakken wijn wisselen van handen.
Het zwellende geluid van de brekende golven
Overstemd door gitaar en didgeridoo.
“Wonderwall” in samenzang van accenten.
Stelletjes kruipen in koepeltentjes.
Aan de rand van de bush doet een groep LSD.
Het is 3 uur s’nachts in Byron Bay.
Hoog boven een zee van neon licht
Met stropdas wapperend in de wind
Bevindt zich meneer Yamamoto.
Voor het laatst zichzelf niet waargemaakt.
Met zijn benen al over de rand van het balkon,
Wachtend op de rijzende zon.
Zijn hartenkreet ligt op het bureau
Het is 5 uur s’ochtends in Tokyo.
Helikopterwieken scheren door schapenwollen wolken.
De berg laat de nacht van haar schouders glijden.
Het dal braakt roffelende salvo’s
Laag over de hoofden van onze jongens heen.
Op hun knieën aan de rand van ’t papaver.
Aan beide zijden van de loop prijzen mannen hun god.
Het is 7 uur s’ochtends in Derawut
En de zon komt op.
(In opdracht van Erasmus Cultuur)
Etalages sluiten hun stalen oogleden.
In de bazaar alle verse waar voor weinig.
De forenzen slaan hun slag en keren huiswaarts.
Jongeren bevolken de pleinen.
Waarvan weinig terecht geheel zonder vrees
De weg vragen naar geheime feesten.
En daar in de kelder in een donkere hoek,
Kust een man met een man.
Het is 9 uur s’avonds in Teheran.
Een boeggolf rimpelt zich naar de maaskade.
Klim je achterop mijn bagagedrager?
Roept een student naar een knappe hardloopster.
Ik heb pep en sos slist een dealer geniepig
Spreek me aan met Piet als je besluit te kopen.
In een wietkelder in West knipt een man gram na gram.
Het is 11 uur s’avonds in Rotterdam
Hi honey, it’s me. I’m just calling to say
I’ve been working late.
I’m sorry but we could use the money.
De vader van twee in driedelig pak
Legt zijn jas en geweten in de kofferbak.
Hij rijdt naar de Southside en laat zich versieren.
Trekt een paar Benjamins, laat zich plezieren.
Zij wil hem steunen, ze denkt hem te kennen.
Het is 1 uur s’nachts in Troy, Alabama.
De vlammen van de Poi zweven cirkels op de stranden
Vierliter pakken wijn wisselen van handen.
Het zwellende geluid van de brekende golven
Overstemd door gitaar en didgeridoo.
“Wonderwall” in samenzang van accenten.
Stelletjes kruipen in koepeltentjes.
Aan de rand van de bush doet een groep LSD.
Het is 3 uur s’nachts in Byron Bay.
Hoog boven een zee van neon licht
Met stropdas wapperend in de wind
Bevindt zich meneer Yamamoto.
Voor het laatst zichzelf niet waargemaakt.
Met zijn benen al over de rand van het balkon,
Wachtend op de rijzende zon.
Zijn hartenkreet ligt op het bureau
Het is 5 uur s’ochtends in Tokyo.
Helikopterwieken scheren door schapenwollen wolken.
De berg laat de nacht van haar schouders glijden.
Het dal braakt roffelende salvo’s
Laag over de hoofden van onze jongens heen.
Op hun knieën aan de rand van ’t papaver.
Aan beide zijden van de loop prijzen mannen hun god.
Het is 7 uur s’ochtends in Derawut
En de zon komt op.
(In opdracht van Erasmus Cultuur)
In mijn element
Een wolk van stilte.
Door de wind voortgestuwde watermoleculen.
Hoog boven berg en bos vecht een druppel zich los.
Nadert de grond en slaat kapot op een rots.
Druppel langs me heen, huppel over steen.
We komen langs blad en stam dalend aan de voet bijeen
en hebben een adempauze.
Sijpel naar de waterkant en neem een diepe duik.
In de beek die leven geeft aan alles in en om haar,
zwem ik in de morgen, wij twee zorgen voor elkaar.
Met een stijlvolle slalom vloei ik van de helling.
Nu volop stijl en daarom kom ik in een stroomversnelling.
Kom we kolken als wolken in een vlaag westenwind.
Verdwijn met mij ondergronds: een donker waterlabyrint.
Honderd veertien meter lager kom ik pas tevoorschijn.
Absorbeer de warmte, omarm de zonneschijn.
Twijfel bij een waterval, maar rol over de rand.
Hoe ik vocht op mijn tocht naar laaggelegen land.
Hoe ik wrijf met mijn stroomlijnen langs alle dijken.
Waar schepen ploegend op m’n rug bestemmingen bereiken.
Langs een lange pier waar met plezier naar voorn wordt gevist.
Tot onderin de delta waar ik mij in tweeën splits.
Tijd om nu elk onze eigen weg gaan,
Tot ons wederzien beneden in de grote oceaan.
Waar ik liggend op mijn buik, op mijn plank op je wacht
en je tot golf wordt gevormd door kinetische kracht.
Breng mij in beweging.
In mijn element.
Draag mij op je rug
en weer terug op de wind.
(vrij werk)
Door de wind voortgestuwde watermoleculen.
Hoog boven berg en bos vecht een druppel zich los.
Nadert de grond en slaat kapot op een rots.
Druppel langs me heen, huppel over steen.
We komen langs blad en stam dalend aan de voet bijeen
en hebben een adempauze.
Sijpel naar de waterkant en neem een diepe duik.
In de beek die leven geeft aan alles in en om haar,
zwem ik in de morgen, wij twee zorgen voor elkaar.
Met een stijlvolle slalom vloei ik van de helling.
Nu volop stijl en daarom kom ik in een stroomversnelling.
Kom we kolken als wolken in een vlaag westenwind.
Verdwijn met mij ondergronds: een donker waterlabyrint.
Honderd veertien meter lager kom ik pas tevoorschijn.
Absorbeer de warmte, omarm de zonneschijn.
Twijfel bij een waterval, maar rol over de rand.
Hoe ik vocht op mijn tocht naar laaggelegen land.
Hoe ik wrijf met mijn stroomlijnen langs alle dijken.
Waar schepen ploegend op m’n rug bestemmingen bereiken.
Langs een lange pier waar met plezier naar voorn wordt gevist.
Tot onderin de delta waar ik mij in tweeën splits.
Tijd om nu elk onze eigen weg gaan,
Tot ons wederzien beneden in de grote oceaan.
Waar ik liggend op mijn buik, op mijn plank op je wacht
en je tot golf wordt gevormd door kinetische kracht.
Breng mij in beweging.
In mijn element.
Draag mij op je rug
en weer terug op de wind.
(vrij werk)
De ontdekking (deel 1)
Lusteloos lag ze op de bank haar lot te overpeinzen.
‘Ga je mee?’ Vroeg ik.
Er kwam beweging in de bos dreadlocks.
‘Waarheen?’
‘Op ontdekkingsreis.’
We kozen het troosteloze afstapje onderaan de boompjes
om de omgeschopte blokkendoos vaarwel te wuiven.
De steiger leek een Mondriaan,
de kapitein een Piet.
Ik gaf haar mijn camera en de opdracht:
‘Schiet op alles wat je ziet!’
‘Vanaf nu of zo meteen?’
De Willemsbrug dook een boog
over onze hoofden heen.
Een lijnenspel ontvouwde zich achter het Noordereiland.
We trokken een V door het kabbelende nat.
Voorbij de pot pindakaas richting grofsmelterij,
waar op de gevel ‘Feijenoord’ nog F, lange IJ.
Een rij flats marcheerde eensgezind
langs de kade op ons af.
Ze zag een Rotterdamse vlag
op de koppen van de keien aan de waterkant.
‘Zie je die lantarenpaal met zijn armen naar de hemel?’
‘Ja.’
‘Die heeft verlichting bereikt.’
Een schaterlach rolde over de versbetegelde straat.
‘Kun je mij vertellen wat je ziet? Vroeg ik haar.
‘Ambitie.’
Ik knikte.
Een luid gejuich steeg achter ons op.
‘Ga je mee?’ Vroeg ik.
Er kwam beweging in de bos dreadlocks.
‘Waarheen?’
‘Op ontdekkingsreis.’
We kozen het troosteloze afstapje onderaan de boompjes
om de omgeschopte blokkendoos vaarwel te wuiven.
De steiger leek een Mondriaan,
de kapitein een Piet.
Ik gaf haar mijn camera en de opdracht:
‘Schiet op alles wat je ziet!’
‘Vanaf nu of zo meteen?’
De Willemsbrug dook een boog
over onze hoofden heen.
Een lijnenspel ontvouwde zich achter het Noordereiland.
We trokken een V door het kabbelende nat.
Voorbij de pot pindakaas richting grofsmelterij,
waar op de gevel ‘Feijenoord’ nog F, lange IJ.
Een rij flats marcheerde eensgezind
langs de kade op ons af.
Ze zag een Rotterdamse vlag
op de koppen van de keien aan de waterkant.
‘Zie je die lantarenpaal met zijn armen naar de hemel?’
‘Ja.’
‘Die heeft verlichting bereikt.’
Een schaterlach rolde over de versbetegelde straat.
‘Kun je mij vertellen wat je ziet? Vroeg ik haar.
‘Ambitie.’
Ik knikte.
Een luid gejuich steeg achter ons op.
De ontdekking (deel 2)
We hadden de smaak te pakken.
‘Westwaarts, Piet!’ riepen we in koor.
Grommend spoot de motorboot voorbij de kop van Zuid.
De horizon vulde zich met geometrische vormen.
Dikbekabelde kranen speelden Tetris voor gevorderden.
‘Oh nee.’ zuchtte ze ‘Roest is zó 2008.’
Op de Heijplaat stonden jongelui
met meterbrede mappen hun pauze weg te paffen.
In de hal van RDM lag een oude foto van een boot.
En in kleur: de elementen, ingebed in glas en lood.
‘Het is hier bijna pittoresk.’ Ze wees naar de vierde toren.
‘Apostolistisch, katholiek, gereformeerd en hervorrumd.’
Klonk vanuit een volkse voortuin.
Het muziekpaviljoen zong vergane glorie.
We volgden muurschilderingen naar een overwoekerd spoor.
Achter het groen werd gehesen en geheveld.
‘Vertel me wat je ziet’ kreeg ik gefluisterd in mijn oor.
Ik schraapte mijn keel en riep: ‘Arbeid!’
De boot was er nog niet
dus besloten we te wachten.
De klok liep tien minuten voor.
Misschien wel twintig jaar achter.
‘Westwaarts, Piet!’ riepen we in koor.
Grommend spoot de motorboot voorbij de kop van Zuid.
De horizon vulde zich met geometrische vormen.
Dikbekabelde kranen speelden Tetris voor gevorderden.
‘Oh nee.’ zuchtte ze ‘Roest is zó 2008.’
Op de Heijplaat stonden jongelui
met meterbrede mappen hun pauze weg te paffen.
In de hal van RDM lag een oude foto van een boot.
En in kleur: de elementen, ingebed in glas en lood.
‘Het is hier bijna pittoresk.’ Ze wees naar de vierde toren.
‘Apostolistisch, katholiek, gereformeerd en hervorrumd.’
Klonk vanuit een volkse voortuin.
Het muziekpaviljoen zong vergane glorie.
We volgden muurschilderingen naar een overwoekerd spoor.
Achter het groen werd gehesen en geheveld.
‘Vertel me wat je ziet’ kreeg ik gefluisterd in mijn oor.
Ik schraapte mijn keel en riep: ‘Arbeid!’
De boot was er nog niet
dus besloten we te wachten.
De klok liep tien minuten voor.
Misschien wel twintig jaar achter.
De ontdekking (deel 3)
Dwars door een konvooi tweemasters gleden wij
met de zon in de rug terug naar de stad.
‘Sommige blokken zijn naar de overkant gestuiterd.’
Dacht ik, toen ik de Katendrechtse wal betrad.
Het roestvrij staal in strakke lijnen en abstracte raampartijen
lieten al het dichtgetimmerde nog veel lelijker lijken.
Stapels stenen achter hekwerk doen beloftes, doen hopen.
De beplanting moest de ruimte nog veroveren.
Een frisse wind stak op.
‘Ik doop dit land om tot Kaap Contrast’
Ze stak een denkbeeldige vlag
in de poging tot grasveld.
De inheemse bevolking fronste ons na.
Met het laatste streepje op de camera
vingen we de vlinders op het raam van de school
en het niemandsland achter de kroeg.
Een nostalgisch Rotterdam lag daar, met een Karwei voor de boeg.
‘Hey, dat is dezelfde als op die foto!’
Bij onze steiger stond een stelletje (een schrijfster en een cineast)
dat tot onze grote vreugde op ontdekkingsreis was.
Ze mochten meevaren, maar…wij zochten nog een woord.
‘Rust’ was wat ze zagen.
Ik zei: ‘Welkom aan boord.’
(In opdracht van het Centrum Beeldende Kunst)
met de zon in de rug terug naar de stad.
‘Sommige blokken zijn naar de overkant gestuiterd.’
Dacht ik, toen ik de Katendrechtse wal betrad.
Het roestvrij staal in strakke lijnen en abstracte raampartijen
lieten al het dichtgetimmerde nog veel lelijker lijken.
Stapels stenen achter hekwerk doen beloftes, doen hopen.
De beplanting moest de ruimte nog veroveren.
Een frisse wind stak op.
‘Ik doop dit land om tot Kaap Contrast’
Ze stak een denkbeeldige vlag
in de poging tot grasveld.
De inheemse bevolking fronste ons na.
Met het laatste streepje op de camera
vingen we de vlinders op het raam van de school
en het niemandsland achter de kroeg.
Een nostalgisch Rotterdam lag daar, met een Karwei voor de boeg.
‘Hey, dat is dezelfde als op die foto!’
Bij onze steiger stond een stelletje (een schrijfster en een cineast)
dat tot onze grote vreugde op ontdekkingsreis was.
Ze mochten meevaren, maar…wij zochten nog een woord.
‘Rust’ was wat ze zagen.
Ik zei: ‘Welkom aan boord.’
(In opdracht van het Centrum Beeldende Kunst)
Kaalslag
Op lage sokkel staat Erasmus met neergeslagen ogen,
naast de omgezaagde bomen. In de voorjaarszon
glimt zijn wrange bronzen blik.
Verwrongen als de kuboïde in het midden van ’t gazon,
steken vezelige twijgen uit stapels takkenbossen.
Diepe gaten gapen, waar de voeten van kolossen
eens waren geworteld.
Ik tel de jaarringen onder hun oranje kruizen.
Bloesem zit gevangen in de knoppen.
Waaiers van oranje zaagsel liggen rond de stompen
op de grauwe tegels.
Voorjaarszonnestralen kaatsen van de kille gevels.
De leegte is een sprekende.
En ze doet beloftes.
Ondertekend en beklonken
in maquettes, plattegronden
dat hoewel nu zwaar geschonden
Er ter zijner tijd weer een bladerdak zal zijn.
Dat is de loop der dingen,
ook ik zwaai met botte bijl
op het veld waar ‘k ga verbouwen.
In de hoop dat als ik snoei.
er uiteindelijk meer groeit
dan ik koos niet te behouden.
(In opdracht van Erasmus Magazine)
naast de omgezaagde bomen. In de voorjaarszon
glimt zijn wrange bronzen blik.
Verwrongen als de kuboïde in het midden van ’t gazon,
steken vezelige twijgen uit stapels takkenbossen.
Diepe gaten gapen, waar de voeten van kolossen
eens waren geworteld.
Ik tel de jaarringen onder hun oranje kruizen.
Bloesem zit gevangen in de knoppen.
Waaiers van oranje zaagsel liggen rond de stompen
op de grauwe tegels.
Voorjaarszonnestralen kaatsen van de kille gevels.
De leegte is een sprekende.
En ze doet beloftes.
Ondertekend en beklonken
in maquettes, plattegronden
dat hoewel nu zwaar geschonden
Er ter zijner tijd weer een bladerdak zal zijn.
Dat is de loop der dingen,
ook ik zwaai met botte bijl
op het veld waar ‘k ga verbouwen.
In de hoop dat als ik snoei.
er uiteindelijk meer groeit
dan ik koos niet te behouden.
(In opdracht van Erasmus Magazine)
Garage poëzie
Dit is geen gedicht,
geen romantiek of overpeinzing.
Als deze plek een mens was,
Was hij pasgeborene.
Dit gladde asfalt nog nat achter de oren.
Eerst komen de skaters door regen verdreven,
carven en grinden,
ze stikkeren deze pilaren tot leven.
Vervolgens de bombers en graffiti taggers
en daarna vandalen, ze plaatsen littekens.
Straks mist de garage een tand in haar lach.
Niks zal ze vermoeden van zonsop of ondergang
en de seizoenen in ons Rotterdam.
Bejaarden, volwassenen, adolescenten
zoeken hun weg terug naar de straat.
Na het parkeren, lente na lente,
uit deze betonnen honingraat.
Duizend toeristen en forenzen later
zijn onschuld verliezen door auto inbraken.
Terwijl stadswachten troosten zal de garage
stilletjes snikken: benzine tranen.
Een aanzoek, een hartaanval, vliezen die breken,
festivalgangers, zwervers en daters.
Wij leven gedichten waarvan wij niks weten,
maar hier naar beneden mee zullen nemen.
De garage zal zwijgen terwijl wij hem zullen
vullen met onze poëzie.
Nu enkel beluisterd door twintig toehoorders.
Dit is geen gedicht, wellicht zal het ooit worden.
(In opdracht van parfum de Boem Boem)
geen romantiek of overpeinzing.
Als deze plek een mens was,
Was hij pasgeborene.
Dit gladde asfalt nog nat achter de oren.
Eerst komen de skaters door regen verdreven,
carven en grinden,
ze stikkeren deze pilaren tot leven.
Vervolgens de bombers en graffiti taggers
en daarna vandalen, ze plaatsen littekens.
Straks mist de garage een tand in haar lach.
Niks zal ze vermoeden van zonsop of ondergang
en de seizoenen in ons Rotterdam.
Bejaarden, volwassenen, adolescenten
zoeken hun weg terug naar de straat.
Na het parkeren, lente na lente,
uit deze betonnen honingraat.
Duizend toeristen en forenzen later
zijn onschuld verliezen door auto inbraken.
Terwijl stadswachten troosten zal de garage
stilletjes snikken: benzine tranen.
Een aanzoek, een hartaanval, vliezen die breken,
festivalgangers, zwervers en daters.
Wij leven gedichten waarvan wij niks weten,
maar hier naar beneden mee zullen nemen.
De garage zal zwijgen terwijl wij hem zullen
vullen met onze poëzie.
Nu enkel beluisterd door twintig toehoorders.
Dit is geen gedicht, wellicht zal het ooit worden.
(In opdracht van parfum de Boem Boem)
Daag me uit
Daag mij uit
om niet, in wat geschied is
te blijven steken.
om groots te denken
in een wereld die
elke dag iets kleiner wordt
Ik wil voorbij,
ver voorbij,
sterk doen en moeten zijn.
Dit groeien voelt als een dubbele lente.
Daag mij uit mijn lief, je kent me.
Daag mij uit om af te vragen
of ik de juiste vragen stel.
Daag mij uit om bloot te geven,
‘t kwetsbaar wezen dat ik ben.
Om het witte blad met zin te vullen
En niet enkel met mijn pen.
Daag mij uit voordat ik straks
Met half werk genoegen neem.
Herinner mij er aan.
Een goed begin is niet voldoende.
Dus daag mij uit mijn lieve vrouw.
Daag mij uit zoals die dag.
Daag mij uit zoals toen ik
jou voor het eerst zoende.
(In opdracht van Studium Generale)
om niet, in wat geschied is
te blijven steken.
om groots te denken
in een wereld die
elke dag iets kleiner wordt
Ik wil voorbij,
ver voorbij,
sterk doen en moeten zijn.
Dit groeien voelt als een dubbele lente.
Daag mij uit mijn lief, je kent me.
Daag mij uit om af te vragen
of ik de juiste vragen stel.
Daag mij uit om bloot te geven,
‘t kwetsbaar wezen dat ik ben.
Om het witte blad met zin te vullen
En niet enkel met mijn pen.
Daag mij uit voordat ik straks
Met half werk genoegen neem.
Herinner mij er aan.
Een goed begin is niet voldoende.
Dus daag mij uit mijn lieve vrouw.
Daag mij uit zoals die dag.
Daag mij uit zoals toen ik
jou voor het eerst zoende.
(In opdracht van Studium Generale)
Golfbeweging
Toen het land mij naar de keel greep
zocht ik soelaas in het water.
De zee vroeg of ik mijn ego
op het strand wilde laten.
Ze bruiste: 'Kind, ik ben al zout zat,
wat moet ik met jouw tranen?'
Ik blies:'Maak er maar mooie grote golven mee,
zoals ze rollen in mijn dromen.'
Ze deed wat ik haar vroeg
en een grote golf droeg
mij zover als ik hier mogelijk
vandaan kan komen.
Een jaar was ik kwijt.
Maar ook het zorgenloze leven
heeft zijn eigen eb en vloed.
Cycli van curven en hellingen.
Balans in tegenstellingen.
De zee gaf mij geen troost
maar een levensles nog beter:
Om te gaan met de stroom.
Een surfer kan het weten.
(In opdracht van Erasmus Magazine)
zocht ik soelaas in het water.
De zee vroeg of ik mijn ego
op het strand wilde laten.
Ze bruiste: 'Kind, ik ben al zout zat,
wat moet ik met jouw tranen?'
Ik blies:'Maak er maar mooie grote golven mee,
zoals ze rollen in mijn dromen.'
Ze deed wat ik haar vroeg
en een grote golf droeg
mij zover als ik hier mogelijk
vandaan kan komen.
Een jaar was ik kwijt.
Maar ook het zorgenloze leven
heeft zijn eigen eb en vloed.
Cycli van curven en hellingen.
Balans in tegenstellingen.
De zee gaf mij geen troost
maar een levensles nog beter:
Om te gaan met de stroom.
Een surfer kan het weten.
(In opdracht van Erasmus Magazine)
De nederlaag
‘Mijn hart is een vesting!’
Riep je over de kantelen.
Het bleek een citadel
compleet met catacomben.
Stil, waren de wateren in jouw grachten.
Stil, maar het diepst van allen
waarin ik heb gezwommen.
Met vele lange slagen.
Er klonk trompetgeschal aan de bosrand
‘Dit is bekend terrein’ sprak ik,
Over het glooiend landschap turend.
Onbezonnen dwaas.
Weinig wist ik toen nog
van mijn vallen voor jouw muren
van mijn vallen voor jou.
Nu steek ik schril tegen het slagveld af
Met witte wapperende vlag.
‘Ik heb U hoog in het vaandel dame’
Ze sprak:‘Ik wimpel U af’
(vrij werk)
Riep je over de kantelen.
Het bleek een citadel
compleet met catacomben.
Stil, waren de wateren in jouw grachten.
Stil, maar het diepst van allen
waarin ik heb gezwommen.
Met vele lange slagen.
Er klonk trompetgeschal aan de bosrand
‘Dit is bekend terrein’ sprak ik,
Over het glooiend landschap turend.
Onbezonnen dwaas.
Weinig wist ik toen nog
van mijn vallen voor jouw muren
van mijn vallen voor jou.
Nu steek ik schril tegen het slagveld af
Met witte wapperende vlag.
‘Ik heb U hoog in het vaandel dame’
Ze sprak:‘Ik wimpel U af’
(vrij werk)
Ochtendgebed voor de aarde
Ik ploeter en ploeg, zie mij zaaien en oogsten.
Met twee volle handen, ik volg de seizoenen.
‘k heb mijn akker verbrand en braak laten liggen.
Dit veld is klaar om opnieuw te beginnen.
De winter was streng en de voorraden slinken.
Wordt gewekt door de vogel en zie de zon klimmen.
Dans met mij voor wat regen. Tel de ringen
in de stomp aan de rand van het veld.
Open uw schoot, prevel ik naar de aarde.
Laat mij leven in luwte, gebied ik de wind,
Bespaar mijn gewassen voor ziekten en plagen.
Ontzie de vallei van uw liefhebbend kind.
(vrij werk)
Met twee volle handen, ik volg de seizoenen.
‘k heb mijn akker verbrand en braak laten liggen.
Dit veld is klaar om opnieuw te beginnen.
De winter was streng en de voorraden slinken.
Wordt gewekt door de vogel en zie de zon klimmen.
Dans met mij voor wat regen. Tel de ringen
in de stomp aan de rand van het veld.
Open uw schoot, prevel ik naar de aarde.
Laat mij leven in luwte, gebied ik de wind,
Bespaar mijn gewassen voor ziekten en plagen.
Ontzie de vallei van uw liefhebbend kind.
(vrij werk)
Ontregel regelmatig
Taferelen galopperen over gevels.
Mijn gele gloeiworm raast laag
onder bekabeling en cumulus door.
Ze knabbelt weiland na weiland weg.
En echt, weet dat als het had gekund,
ik nu weer bij je was.
Om met backback en hanenkam
De hemel te bestormen.
Ayahuasca, San Pedro, Peyote, mi madre!
Dan was dit geen maas maar Amazone.
Omstebeurt één vork noodles uit de pan.
Je zei ‘Ontregel regelmatig’
Je zou het hier niet halen.
Ik neem een hap en slik het.
Je noemde het verstikkend.
Kantoren voor tempels,
hier geen sjamanen.
Gemiste oproepen,
Eneco en Facebook.
De stad eet ons op.
(vrij werk)
Mijn gele gloeiworm raast laag
onder bekabeling en cumulus door.
Ze knabbelt weiland na weiland weg.
En echt, weet dat als het had gekund,
ik nu weer bij je was.
Om met backback en hanenkam
De hemel te bestormen.
Ayahuasca, San Pedro, Peyote, mi madre!
Dan was dit geen maas maar Amazone.
Omstebeurt één vork noodles uit de pan.
Je zei ‘Ontregel regelmatig’
Je zou het hier niet halen.
Ik neem een hap en slik het.
Je noemde het verstikkend.
Kantoren voor tempels,
hier geen sjamanen.
Gemiste oproepen,
Eneco en Facebook.
De stad eet ons op.
(vrij werk)
Belofte aan een stad
De ochtend kruipt van de dakrand
naar het beslagen raam.
Lichtstralen spelen schaak op de keukenvloer.
Met een hoge noot fluit mijn ketel mij uit
het bed waarin ik terug ben gekropen.
Ogen open.
Rotterdam draait zich nog een keer om
en laat zich krabben door een kraan.
Ik fluister: Luister…
wij tweeën hebben nog zat in de steigers staan.
Dus ik kies mijn juiste been
en ik recht mijn rug.
Ik buig voor de dag
en de dag buigt terug.
Ik gooi mijn tofste shirt
over de rand van het bad,
onder mijn blote voeten ontwaakt de stad.
Rivieren van tegels voeren mij
Langs campus en kantoor.
Overal worden lijnen, bochten,
lucht, beton en glas vervlochten
tot dat wat Rotterdam is.
Ons hart klopt niet, maar dreunt.
Heipalen worden als naalden
in bouwplaatsen geslagen.
Haar aderen zwellen aan.
Ze zijn gevuld met lichaampjes
en voeden elk orgaan.
Belofte aan een stad:
Ik weet, je groeit voor twee.
Maar als jij wilt veranderen
dan doe ik met je mee.
(vrij werk)
naar het beslagen raam.
Lichtstralen spelen schaak op de keukenvloer.
Met een hoge noot fluit mijn ketel mij uit
het bed waarin ik terug ben gekropen.
Ogen open.
Rotterdam draait zich nog een keer om
en laat zich krabben door een kraan.
Ik fluister: Luister…
wij tweeën hebben nog zat in de steigers staan.
Dus ik kies mijn juiste been
en ik recht mijn rug.
Ik buig voor de dag
en de dag buigt terug.
Ik gooi mijn tofste shirt
over de rand van het bad,
onder mijn blote voeten ontwaakt de stad.
Rivieren van tegels voeren mij
Langs campus en kantoor.
Overal worden lijnen, bochten,
lucht, beton en glas vervlochten
tot dat wat Rotterdam is.
Ons hart klopt niet, maar dreunt.
Heipalen worden als naalden
in bouwplaatsen geslagen.
Haar aderen zwellen aan.
Ze zijn gevuld met lichaampjes
en voeden elk orgaan.
Belofte aan een stad:
Ik weet, je groeit voor twee.
Maar als jij wilt veranderen
dan doe ik met je mee.
(vrij werk)
Ho'oponopono
Jij, schepster van scheppers,
moeder van goden,
wijze puber,
speelse vrouw.
Kent de mensen en hun zonden
waarvan ik er wat bega.
Noemt het beestje bij de naam
en trekt alles in twijfel.
Je herhaalt je Ho’oponopono
totdat alle hoeken rond zijn.
Bezit wat de wereld nodig heeft,
maar niet naar verlangt.
Een bestaan wat op de deur klopt,
9-hoog, hartje stad.
Je beeft.
Je eerlijkheid siert je.
Ik, bezit een Leeuwenhart
Stadsaboriginal, vreedzame krijger.
Meen de wereld te kennen,
dompel onder in haar overdaad.
meet mijzelf rollen aan
en speel het stuk gelaten.
Zie ons breken,
zoals mijn keukenspiegel die
door jouw stapels woorden,
gevouwen en gestoken
achter de rand, tot mijn zelfbeeld
in 9 grote stukken
op de keukenvloer lag.
(vrij werk)
moeder van goden,
wijze puber,
speelse vrouw.
Kent de mensen en hun zonden
waarvan ik er wat bega.
Noemt het beestje bij de naam
en trekt alles in twijfel.
Je herhaalt je Ho’oponopono
totdat alle hoeken rond zijn.
Bezit wat de wereld nodig heeft,
maar niet naar verlangt.
Een bestaan wat op de deur klopt,
9-hoog, hartje stad.
Je beeft.
Je eerlijkheid siert je.
Ik, bezit een Leeuwenhart
Stadsaboriginal, vreedzame krijger.
Meen de wereld te kennen,
dompel onder in haar overdaad.
meet mijzelf rollen aan
en speel het stuk gelaten.
Zie ons breken,
zoals mijn keukenspiegel die
door jouw stapels woorden,
gevouwen en gestoken
achter de rand, tot mijn zelfbeeld
in 9 grote stukken
op de keukenvloer lag.
(vrij werk)
Knars en tuimel
Dat ik weet wat ze nu doet
en ik mijn zegen gaf
Terwijl zelfs de koffie
twijfels had
om die zoetheid niet te klemmen
tussen beide vingertoppen
Het roerde me
meer dan ik toe durfde te geven
hen heb wijs gemaakt
mijzelf
Ik was in een rol
Knarste en tuimelde de dag door
als een kubus op een grindpad
Wierp blikken over mijn
hoekige schouders
naar ronde zomerdagen
Blonde heupen
die je niets anders dan
vergeven kan
(vrij werk)
en ik mijn zegen gaf
Terwijl zelfs de koffie
twijfels had
om die zoetheid niet te klemmen
tussen beide vingertoppen
Het roerde me
meer dan ik toe durfde te geven
hen heb wijs gemaakt
mijzelf
Ik was in een rol
Knarste en tuimelde de dag door
als een kubus op een grindpad
Wierp blikken over mijn
hoekige schouders
naar ronde zomerdagen
Blonde heupen
die je niets anders dan
vergeven kan
(vrij werk)
Abonneren op:
Posts (Atom)