zondag 12 mei 2013

Garage poëzie

Dit is geen gedicht,
geen romantiek of overpeinzing.
Als deze plek een mens was,
Was hij pasgeborene.
Dit gladde asfalt nog nat achter de oren.
Eerst komen de skaters door regen verdreven,
carven en grinden,
ze stikkeren deze pilaren tot leven.
Vervolgens de bombers en graffiti taggers
en daarna vandalen, ze plaatsen littekens.
Straks mist de garage een tand in haar lach.

Niks zal ze vermoeden van zonsop of ondergang
en de seizoenen in ons Rotterdam.
Bejaarden, volwassenen, adolescenten
zoeken hun weg terug naar de straat.
Na het parkeren, lente na lente,
uit deze betonnen honingraat.
Duizend toeristen en forenzen later
zijn onschuld verliezen door auto inbraken.
Terwijl stadswachten troosten zal de garage
stilletjes snikken: benzine tranen.

Een aanzoek, een hartaanval, vliezen die breken,
festivalgangers, zwervers en daters.
Wij leven gedichten waarvan wij niks weten,
maar hier naar beneden mee zullen nemen.
De garage zal zwijgen terwijl wij hem zullen
vullen met onze poëzie.
Nu enkel beluisterd door twintig toehoorders.
Dit is geen gedicht, wellicht zal het ooit worden.

(In opdracht van parfum de Boem Boem)